“Zo krachtig is het licht van eenheid dat het de gehele aarde kan verlichten.”

Het Bahá’í-geloof is de jongste wereldgodsdienst en is dan ook gericht op de ontwikkeling van de mensheid van déze tijd.
Een van de fundamentele leringen van Bahá’u’lláh, de Boodschapper en Stichter van het Bahá’í-geloof, is de eenheid van de mensheid. Dat is in deze tijd volkomen logisch, want mede door onze communicatiemogelijkheden vormen wij nu al een complete eenheid over de gehele wereld. We moeten echter leren om daarmee om te gaan, want één kleine calamiteit op één plaats op onze aardbol kan grote gevolgen hebben voor de rest.

Eenheid zal de basis gaan vormen voor een langdurige periode van wereldvrede. De mensheid staat op het punt volwassen te worden en daarom is nu de tijd rijp voor wereldeenheid.
Feitelijk zal het nodig zijn dat de huidige wereldorde plaats maakt voor een nieuwe, zo zegt Bahá’u’lláh. In dat proces bevindt de wereld zich nu, met alle onrust die daar bij hoort. De oude wereldorde valt uiteen, de nieuwe orde komt er geleidelijk voor in de plaats. De afbraak van de oude orde gaat gepaard met oorlogen, chaos, wanorde en wreedheden, die ontzettend veel leed veroorzaken. De gestage opbouw van de nieuwe wereldorde zal de mensheid nieuwe kracht en inspiratie geven.

Het Bahá’í-geloof maakt geen onderscheid tussen religies. Alle godsdiensten komen uit dezelfde bron. Er is slechts één Schepper en het maakt niet uit of die God, Jahweh of Allah wordt genoemd. Alle godsdiensten hebben één gezamenlijke God. Men zou een vergelijking kunnen trekken met de zon. Er is slechts één zon. Hij schijnt niet voor één land maar voor alle landen in de wereld.

Deze heilige Manifestaties zijn als de komst van de lentetijd in de wereld … Want iedere lente is de tijd van een nieuwe schepping.”

God richt zich niet rechtstreeks tot de mens, maar via Boodschappers, die nieuwe beginselen aangeven voor het welzijn van de mensheid. Die nieuwe uitgangspunten vormen telkens de basis voor veranderende, nieuwe omstandigheden in de wereld. Daarom zijn er verschillen tussen de richtlijnen van Boodschappers als Mozes, Jezus, Mohammed en Bahá’u’lláh.

“Zou u slechts een dauwdruppel verkrijgen van de kristalheldere wateren van goddelijke kennis, dan zou u dadelijk beseffen dat het ware leven niet het leven van het lichaam is, maar het leven van de geest…”

De mens is een geestelijk wezen

In de mens zijn twee naturen aanwezig: zijn geestelijke of hogere natuur en zijn stoffelijke of lagere natuur. Met de ene nadert hij God en met de andere leeft hij alleen voor de wereld. Om de hogere natuur te ontwikkelen is verfijning van het innerlijke karakter en dienstbaarheid aan de mensheid nodig. Dit tweevoudige morele doel – zorg dragen voor eigen geestelijke en intellectuele groei en tegelijkertijd bijdragen aan de transformatie van de samenleving – is essentieel voor ons leven. Vandaar dat Bahá’ís een bijdrage willen leveren aan de geestelijke opvoeding van mensen, van jong tot oud. Zie hiervoor: Wat wij doen